Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

 

Artikel 1046
1
Indien voor een scheidsgerecht in Nederland een arbitraal geding aanhangig is, waarvan het onderwerp samenhangt met dat van een bij een ander scheidsgerecht in Nederland aanhangig geding, kan de meest gerede partij de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam verzoeken, de samenvoeging van de gedingen te gelasten, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
2
De voorzieningenrechter kan, nadat hij alle partijen en de arbiters in de gelegenheid heeft gesteld, hun mening kenbaar te maken, het verzoek geheel of gedeeltelijk toewijzen dan wel afwijzen. Zijn beslissing wordt aan alle partijen en de betrokken scheidsgerechten schriftelijk medegedeeld.
3
Indien de voorzieningenrechter algehele samenvoeging beveelt, benoemen de partijen in onderling overleg de arbiter of arbiters, in oneven getale, en bepalen zij, welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zullen zijn. Indien de partijen daarover binnen een door de voorzieningenrechter te stellen termijn geen overeenstemming kunnen bereiken, benoemt de voorzieningenrechter, op verzoek van de meest gerede partij, de arbiter of arbiters en bepaalt hij, zonodig, welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zullen zijn. De voorzieningenrechter bepaalt voor de arbiter of arbiters die als gevolg van de algehele samenvoeging van hun opdracht worden ontheven, de beloning voor de reeds door hen verrichte werkzaamheden.
4
Beveelt de voorzieningenrechter gedeeltelijke samenvoeging, dan beslist hij welke geschillen daaronder zijn begrepen. De voorzieningenrechter benoemt, op verzoek van de meest gerede partij, de arbiter of arbiters en bepaalt welke regelen op het samengevoegde geding van toepassing zijn, indien de partijen daaromtrent binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn geen overeenstemming bereiken. In dit geval schorsen de scheidsgerechten, waarbij de bij de gedeeltelijke samenvoeging betrokken zaken reeds aanhangig zijn, de behandeling dier zaken. Het vonnis van het voor de samengevoegde zaken benoemde scheidsgerecht wordt door dit gerecht aan de andere betrokken scheidsgerechten toegezonden. Na de ontvangst van dit vonnis zetten deze scheidsgerechten de bij hen aanhangige zaken voort en beslissen zij met inachtneming van het in het samengevoegde geding gewezen vonnis.
5
In de gevallen, bedoeld in het derde of vierde lid, is artikel 1027, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
6
Tegen een op voet van het derde of vierde lid gewezen vonnis staat arbitraal hoger beroep open, indien en voorzover alle bij het samengevoegde geding betrokken partijen bij een overeenkomst in zodanig hoger beroep hebben voorzien.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •